How To Master Self Discipline That Lasts

How many times are you determined to improve your self-discipline, only to find yourself getting back to the old routines? You write down a list of new habits, feel motivated to follow through and…

Smartphone

独家优惠奖金 100% 高达 1 BTC + 180 免费旋转




Hoe Marleen Stikker ruimte maakt door openheid en onverwachte combinaties

Happyplaces Stories (video)

Misschien eerst iets zeggen over de fysieke ruimte. De fysieke ruimte zoals we die hier in De Waag hebben gecreëerd. Daarvan is de gedachte, dat als je alle faciliteiten hebt om dingen te kunnen maken, dat er dan dingen tot stand kunnen komen die onverwacht zijn. Waar je niet eerder aan gedacht had. Dus het Fablab is zo’n plek waar je alles kan maken, zowel met techniek als met ambacht. De ruimte waar we nu zijn, is een ruimte waar je alles met biotechnologie kan doen. Dus alle vormen van bewerkingen van levende materie kan hier plaatsvinden. Omdat de machines, de apparaten, de technieken er zijn. En er was geen vooropgesteld doel van ‘we willen dit specifiek maken’, maar de gedachte ervan is: door deze plek te hebben, komen er hier mensen die we gaan aansteken om gekke ideeën te kunnen gaan realiseren. En dat blijkt ook na een poosje, dat als je het hier openstelt, neem iemand als Pieter die heel veel kennis heeft, die veel ideeën heeft en een groep mensen er omheen, dat je… Volgende week komen er mensen langs die do it yourself HIV-remmers maken. Mensen zijn bezig om alternatieve malaria testen te maken. Maar ook kunstprojecten die hier plaatsvinden, waarin je probeert alleen maar de materie te begrijpen, die achter onze waarneming zit. In zo’n Fablab is het vaak ook de ontmoeting tussen mensen die zorgt voor nieuwe inzichten, voor nieuwe ideeën. En dat is misschien ook wel datgene wat mij drijft, dat je door de onverwachte combinaties tot nieuwe inzichten kan komen. En dat ik er ook heel erg van uit ga, dat mensen zelf die inhoud met zich meenemen, en elkaar kunnen aanraken, elkaar kunnen provoceren bijna tot een andere gedachte of een nieuw idee.

En als ik nu kijk naar alle verschillende ruimtes die ik heb gecreëerd, fysieke ruimtes maar ook virtuele ruimtes zoals de Digitale Stad, twintig jaar geleden inmiddels. Dat was het eerste open platform op het internet waar mensen zelf een huis konden bouwen, of een plein konden creëren, of een donkere steeg konden maken. Dus alles wat je met die metafoor en de toenmalige stand van de technologie kon doen. Dat was ook een ruimte creëren voor het onverwachte. Daarvoor heb ik dat gedaan door een tijdschrift op te zetten. Eigenlijk doe ik dat de hele tijd. PICNIC is ook een voorbeeld van een ruimte creëren, een platform creëren waar dingen op kunnen gebeuren. En doordat ik zelf steeds benieuwd ben naar de systemen achter de werkelijkheid, dus wie er wat te zeggen heeft, wat er wordt opgelegd, en de rol die techniek daar in heeft… Hoe kunnen we die onzichtbare effecten van technologie begrijpen, open maken en ons toe-eigenen, is dàt eigenlijk wel de rode draad daarbinnen.

Ik kan allerlei typen plekken bedenken, ruimtes waarop je mensen uitnodigt. Voor mij is steeds de onderliggende vraag: hoe bepalend is de technologie voor hoe wij de werkelijkheid ervaren? Hoe bepalend is technologie voor hoe wij onszelf zien? En technologie nog steeds in al z’n artefacten, als een cultureel fenomeen, iets dat wij bouwen en maken en ontwerpen. Ik wil graag het achterliggende systeemdenken weten, of de belangen van technologie. En door steeds, elke keer, in nieuwe terreinen van technologie die nog gesloten zijn, waar nog een soort van expert-systeem omheen zit te betreden en dat dan te doen met kunstenaars en hackers, die dan zeggen ‘Hé hallo, we zijn niet uitgenodigd, maar we zijn wel heel nieuwsgierig naar wat jullie aan het doen zijn,’ door dan in gesprek te gaan… Dus niet offensief, maar echt verleidelijk, nieuwsgierig, zelf kennis en expertise opbouwen over dat specifieke domein. Zoals internet 20 jaar geleden, biotech de laatste 7, 8 jaar. Neurotechnologie, waar we nu mee bezig zijn. Daardoor ontstaan er, niet alleen nieuwe inzichten, maar ook nieuwe verantwoordelijkheden. Uiteindelijk gaat het om de vraag: hoe soeverein ben je? Soevereiniteit zou ik dan willen begrijpen als ‘hoe sta ik in de wereld wat kan ik van de wereld begrijpen en hoeveel verantwoordelijkheid kan ik voor de wereld nemen?’ Dus niet soevereiniteit als als je afkeren van de werkelijkheid door een heel klein domein te kiezen waar je dan niemand nodig hebt, maar soevereiniteit als een hele bewuste actieve burger die verantwoordelijkheid neemt voor zichzelf, voor zijn sociale omgeving en ook voor de effecten die het handelen heeft voor de hele wereld.

Daarbinnen wordt vaak de relatie met technologie over het hoofd gezien. We denken dat we daar niets over te zeggen hebben. Dat het te ingewikkeld is. Of het ‘natuur-effect’, alsof technologie een soort act of god is, waar geen ontwerp, behalve dan misschien het goddelijke ontwerp… Dat het gezien wordt als een gegeven waar we geen verantwoordelijkheid voor hoeven te nemen. En dat is wat mij elke keer opnieuw fascineert. Wie heeft dit bedacht? Waarom moet dit? Waarom werkt het zo? Door dat te bevragen kom je elke keer toch terug op het vraagstuk van maatschappelijke inrichting. Van machten. Van belangen. Dat simpele principe van soevereiniteit, die ook de gedachte die onderdeel is van de ‘makers movement’. If you can’t open it, you don’t own it. Als een systeem niet open is, een rechtssysteem niet open is, of een politiek systeem niet open is, een cultureel systeem niet open is, een technologisch systeem niet open is, letterlijk hardware, code die niet open is… Dan heb je dus uiteindelijk geen eigenaarschap daarover. En dat is denk ik een foute zaak. We horen daar wél iets over te weten en daar toegang toe te hebben.

Het lastige van technologie is dat heel veel effecten onzichtbaar zijn. Dat wij ze eigenlijk niet waarnemen als effecten van technologie. Ik kan er een paar voorbeelden van geven. De eerste, de meest sprekende is, is dat we in Nederland sinds kort de OV-chipkaart hebben. Dat is de vervanger van de strippenkaart. En met de strippenkaart kon je strippen afstempelen, en kon je met die strippenkaart ook voor iemand anders betalen. Dan zei je: ‘Kom maar mee, ik heb een strippenkaart, kom maar gewoon mee.’ Dat was een heel vriendelijke sociale technologie die we hadden, het kaartje. Dat is vervangen door een OV-chipkaart waarmee ik puur en alleen maar voor mezelf kan betalen. Ik kan alleen maar voor mezelf een transactie verrichten. Ik kan dus niet zeggen: ‘Kom maar mee met mij.’ Dat is dus niet meegenomen in het ontwerp van die OV-chipkaart. Dat zit niet in het systeem, niet in de poortjes, niet in de software, niet in de code, niet in de hardware. Ik ga er niet expliciet van uit dat iemand heeft gezegd: ‘Ik wil een asociale kaart maken,’ maar het is wel het effect van het proces waarin de belangen omgezet zijn in een technologisch systeem. Dat is een voorbeeld van een onzichtbaar effect, en die zitten op allerlei mogelijke manieren verwerkt in de technieken die we met ons meedragen. Dat ons gedrag al zich voegt naar de normering, de code, de regels die de techniek ons oplegt.

Een ander veel problematischer geval nog dan die OV-chipkaart, is dat hele vraagstuk van de corruptie van hardware, code en software door de NSA en soortgelijke partijen. Die afgedwongen hebben dat chips, technieken, hardware, telefoons, computersystemen, internet of things onbetrouwbaar is geworden. Omdat er back doors inzitten. Op geen enkel apparaat dat we bij ons hebben, kunnen we vertrouwen dat niet iemand iets, of het nou de Chinezen zijn, of de Amerikanen, of de Engelsen of de Duitsers — het gaat me niet niet per se om Amerika-bashing— ik kan er niet van op aan dat daar niet meegekeken wordt. Dan kon je dus op de vraag: heb je dan wat te verbergen? Tot voor kort had ik daar dan het antwoord op, dat weten dat die technieken allemaal ergens mensen met allemaal afluisterapparaatjes meekijken of systemen die analyseren of we niet de verkeerde woorden gebruiken of analyseren met wie welke mensen in contact zijn, het gevoel geeft alsof je permanent op een vliegveld staat. Als je een vliegveld binnen stapt, dan weet je dat je geen grappen moet maken over bommen. Alleen de grap al betekent dat je weg moet. Of in het gevang genomen wordt. Je weet dat je bepaalde spulletjes niet mee mag nemen. Bewust ga je zo’n gebied in. Dan hoop je erop dat je er netjes uit komt. Dan vervolgens kom je in het koopsysteem, het walhalla van kopen, en dan ben je weer vrij. Althans als je een volgende keer weer uit het vliegtuig het land in mag. En dan ben je weer vrij. Want de wetenschap van die corrupte technieken, die nu om ons heen zijn, is dat je je permanent op een vliegveld waant. Dat je voortdurend denkt: ‘Zeg ik iets verkeerd?’

Tot voor kort gebruikte ik dat voorbeeld vrij vaak, en heb ik mezelf afgevraagd of ik dat zelf ook zo voel. Is dat echt zo? Ik beweer dat nu zo, maar ervaar ik die ruimte ook echt, die omgeving, als onplezierig, alsof ik me permanent op een vliegveld bevindt? En dat was tot voor kort geen probleem, totdat ik vorige week een aanvraag deed voor een visa waiver, die je kunt aanvragen bij het Amerikaanse Consulaat. Die werd mij geweigerd. Dat is zo’n standaard ding dat je hoort te krijgen. En daar stond op dat ik Amerika niet in mocht. En inmiddels ben ik dus een visumaanvraag gaan doen want dat is de enige manier waarop je dan in gesprek komt. Dan moet je eerst geld betalen, een afspraak maken, dan mag je praten over waarom je dan niet bent toegelaten. En het zou misschien nog goed kunnen komen, ik heb geen idee waarom ik ben geweigerd.

Maar de afgelopen week heb ik de hele tijd met die telefoon van mij rondgelopen, met de gedachte ‘er zit iemand achter’. En ik ben gaan analyseren met wie ik in contact sta. Wat zou ik misdaan kunnen hebben. Ja, ik weet dat we vanuit De Waag, we betrokken zijn bij de vraagstukken rondom Snowden en Assange en Wikileaks. En ik was op de Chaos Communication Congress waar 10.000 hackers bij elkaar waren. Ik was laatst in Berlijn in zo’n hackers space waar één van de topmannen uit dat hele spel aanwezig was. Ja, ik ken Rob Gonggrijp, daar heb ik ooit de Digitale Stad mee… Ik begon me dus… Op allerlei manieren ben ik gaan analyseren wat me in gevaar brengt. Want, er vanuit gaande dat ik niemand heb omgebracht, geen drugs gebruik, niet van plan ben vrouwen te exploiteren en ook niet aan terroristische acties doe. En ook mijn boetes heb betaald. Als ik dat even apart zet als dat dat het niet kan zijn… En toen realiseerde ik me dat ik me heel ongemakkelijk ging voelen. Door dat ene moment dat tegen je gezegd wordt ‘je mag Amerika niet in’. Ik ben nog een beetje in The Twilight Zone. Want ik weet nog steeds niet of dat een foutje was. Of ik per ongeluk op een lijst stond. Of dat het een trivialiteit is geweest. Maar, als mij dit nu overkomt…

We geven hier nu ook workshops aan kinderen om te beseffen wat er achter de webcams zit. Niet zozeer dat ze niet bloot moeten zijn voor de webcam, dat is mediawijsheid, maar over wat daar achter werkt. Hoe moet je doorgronden wat dat ding is en probeer hem eens open te schroeven. Durft iemand zijn iPad open te schroeven. Durf je te snappen wat er achter zit. Ik denk dat er een heel gebied is, in termen van ruimte, er hele grote ruimtes zijn die techniek inneemt die we niet durven te betreden. Waar we letterlijk niet in durven te gaan. Alsof we met een soort blinddoeken rondlopen in een wereld die we langzamerhand niet meer begrijpen. Ik kom op het beeld van Plato terecht, dat we in een grot zitten naar schimmen te kijken waarvan we eigenlijk niet weten wat die schaduwen veroorzaakt. We zijn werkelijk zo’n soort schaduwwereld aan het creëren. Gelukkig is er een counter-beweging, waar ik mij onderdeel van voel, wereldwijd, en dat gaat allemaal over het open maken van systemen. Openheid als voorwaarde van een wereld die je kunt vertrouwen. Open dan op alle niveaus. Open data, open hardware, open code, open modellen, het Centraal Planbureau met modellen die we niet begrijpen. Open financiële systemen, open algoritmes — ik bedoel open dan als een principe voor iets wat een publieke ruimte is. En dat het betreedbaar is. Waar je je vertrouwd mee kunt voelen. En ik denk dat dat krachtenveld tussen open en gesloten, proprietary en open dat dat een van de belangrijkste gevechten zijn die onder de oppervlakte van het dagelijks bestaan aanwezig is. Als we het hebben over de publieke ruimte, dan snappen we het wel. Maar als we het hebben over de technologische ruimte dan is het heel moeilijk om mensen in dat gesprek mee te krijgen. Dus dat is ook echt een missie van mij, om die technofobische van mensen van ‘dat wil ik niet weten, dat is te ingewikkeld’. Maar ik lees wél boeken, maar ik ben wel literair. Maar techniek dat is iets voor loodgieters, dat laten wij anderen doen. Dat in die hele hooghartige houding ten opzichte van techniek, de technologie, dat daar verandering in komt. Dat mensen dat durven toe te eigenen. Hun angst verliezen voor techniek.

Er is nog een heel gebied wat mij fascineert, wat meer gaat over de ruimte die we zelf zijn. Dus de ruimte die in ons is. Eigenlijk kom ik dat op het spoor door de beweging dat de bacteriën in onze darmen ons tweede brein zijn. dat er veel meer gebeurt in onze maag en darmen. Dat die anderhalve kilo bacteriën die we in ons dragen, veel bepalender zijn voor hoe we ons voelen en wat we ervaren. Als wij denken dat we met ons hoofd denken, dan denken we eigenlijk met onze guts. In de uitdrukkingen kennen we dat al, de wetenschap komt steeds meer met bewijzen en nieuwe inzichten. En het beeld van dat wijzelf een ‘donut’ zijn, dat was een doorbraak in mijn denken. Dat het open kanaal boven begint en beneden eindigt, wat eigenlijk de buitenwereld in ons lijf is. Dus we nemen voedsel in, en de rest komt er wel weer uit. Maar de mond, de slokdarm, de maag, de darmen, en het kanaal — dat is die binnenkant van die donut. Wat dus eigenlijk buitenwereld is. Ik weet nog niet wat ik met dat inzicht moet. In ieder geval ene beeld van een ruimte die we nooit als ruimte hebben ervaren, als onderdeel van de buitenwereld. Ik dahct altijd dat ik dat zelf was. maar dat is dus niet zo. Het verhaal van die bacteriën is ook dat ze op de buitenruimte mogen zijn. Dus op de huid, en in de binnenkant van de donut, de kolom die door ons heen trekt, maar dat die dus niet in de bloedbaan mogen komen. Die defensie, de grens van de maag en de darmwand, de slokdarmwand, dat die heel belangrijk is. En als we die niet goed bewaken, dat dan tot ongelooflijk veel ziektes lijdt. Ziektes waarvan we niet eens weten dat die een bacteriële basis hadden. Schizofrenie, depressie, allerlei vormen van zenuwaandoeningen, echt de gekste ellende is terug te brengen op dat die grens wordt overschreden. Bacteriën die dus naar binnen gaan, onze binnen wereld. Onze eigenlijke binnenwereld is niet onze maag.

Nou goed, dat beeld ben ik nogal mee bezig. En dat is dan nog je fysieke ruimte die je inneemt. Het vlees, de spieren en nog eens die anderhalve kilo bacteriën. Maar als je dan vervolgens weer denkt over de ruimte die ons denken inneemt. Is die gedachte van mij? Of is die gedachte, zweeft die in de ruimte, en komt die tot mij? Pak ik hem uit de ruimte? Wat is een gedachte? Dan kom je in al die filosofische discussies. Urine is het product van de blaas, dan is een gedachte het product van de hersenen. Dat zijn een paar van die pogingen om, een manier om naar denken te kijken. Maar dat wat wij denken noemen, is vaak wat wij gedacht hebben. Je zou eigenlijk het woord denken moeten gebruiken voor het moment dat er een nieuw neurocircuit ontstaat. Er een nieuwe verbinding ontstaat in die enorme hoeveelheid neurocellen die we hebben. Maar dat betekent dat we eigenlijk een vat vol gedachtes zijn, waar mar heel zelden iets nieuws bij komt. Maar de vraag is: komt die dan uit ons eigen systeem voort, dus zijn wij een vat vol met mogelijke gedachtes en nieuw denken, of ontstaat het pas als je een interactie met een ander levend wezen of een omgeving hebt? Als je in contact komt met… En als deze ruimte, als ik die heel goed ken, zet die mij dan nog aan tot nieuw denken? Of moet ik daarvoor bijvoorbeeld iets verplaatsen? Of moet ik daarvoor iemand…

In de experience economy zie je heel vaak, dat als je de ruimte verandert, mensen ook in hun emotie veranderen. Dat is die ruimtelijke vertaling, maar die binnen-denk-ruimte, daar hebben we maar heel zelden een meta-bewustzijn over. Vaak zit je er gewoon in en kijk je naar buiten. En realiseer je je niet dat daar, dat je nog zou kunnen beschouwen. Ik ben een absolute fan van wetenschapsjournalisten die voor amateurs de nieuwste inzichten vertalen, dan kom je eigenlijk steeds verder op het idee dat die gedachtes dus niet puur persoonlijk zijn. Dat er iets als een collectief brein moet zijn, waar wij onze gedachten inbrengen en uithalen. Omdat we zelf eigenlijk niets anders zijn dan bewegende kleine, nog minder dan nano-niveau, een grote harmonie zijn. Of juist niet een harmonie zijn. En dan kom je weer op nieuwe gedachtes uit. Dus hoe interessant ik het vind om die technologische ruimte te onderzoeken, heb ik het idee dat onze volgende agenda de komende tijd over de nog complexere ruimtes gaat. Die ergens in die nano-sfeer zit. En deels in die ruimte die ons eigen fysieke bestaan is. Ik ben dan heel benieuwd waar we dan op uit gaan komen. Welke experimenten daar ook bij gaan horen. Dat is het mooie werk voor de komende vijf jaar hier in De Waag.

Add a comment

Related posts:

Rebate Management In SAP

Rebate management is the process of managing ‘off-invoice’ incentives. There is a clear distinction between rebates and discounts. While the objective of both, rebates and discounts are to increase…

LinkedInterview

How would you improve LinkedIn? I took a look at LinkedIn’s metrics. Over 400 million accounts with 150 million monthly active users. Users on the site spend an average of 17 minutes per month on the…

Crypto scandals you should know

Cryptocurrency has developed a bad reputation for being a good way for people to do fraudulent activities. But most of the cryptocurrency community agree’s that anonymity is more of an asset than a…